De grondvraag van de metafysica
Product omschrijving
Verschenen in de serie: Heidegger-reeks
In 1935 gaf Martin Heidegger, twee jaar na zijn rectoraat van de universiteit van Freiburg, zijn befaamde colleges 'Inleiding in de metafysica'. In een eerste reeks van voordrachten, het eerste hoofdstuk van het gelijknamige boek, besprak hij indringend de eerste en belangrijkste vraag van de filosofie: waarom is er eigenlijk iets en niet eerder niets? Heidegger bracht deze vraag, gekoppeld aan 'zijnsvergetelheid', het Europese nihilisme en het lot van de westerse cultuur, in verband met de Duitse politiek van zijn tijd en de roeping van Duitsland. In dit boek geeft Cornelis Verhoeven een proeve van vertaling van dit fundamentele en op veel punten nogal raadselachtige geschrift, gevolgd door uitvoerige aantekeningen. Daarin wordt zo goed mogelijk recht gedaan aan wat Heidegger hier zegt over de vraag naar het zijn en over de positie van degene die deze vraag stelt. Tegelijk worden de hachelijke politieke kwesties waarin Heidegger zich in deze tijd had laten verstrikken, zijn cultuurfilosofische stellingname en zijn stijl van denken en schrijven kritisch aan de orde gesteld.